Onstuimig slaat het water
de oevers alsof het steeds
verder landinwaarts wil.
Terugnemen wat
ontnomen is,
verbergen wat
verscholen was.
Het zout is verdwenen met de tranen
die steeds op het groen neersloegen.
Ik ga zitten, fluister koesterende woorden,
maar het water slaat mijn gezicht.